Historie
Bier en Elburg zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo dateren de notulen van het bakkers- en brouwersgilde al van 1400. De brouwerijen waren toen gevestigd in verbouwde woonhuizen. Het gilde zorgde en zag er op toe dat de kwaliteit van het toenmalige bier voldeed aan de door hen gestelde eisen. Dit had vooral te maken met het slechte water kwaliteit in die tijd.
Het bier zelf was ook niet het bier wat wij nu kennen, maar bestond voor namelijk uit gerst en gruit. Het alcoholpercentage kwam dan vaak ook niet hoger dan 2 à 3%.
Gruit of gruut is een kruidenmengsel dat wordt gebruikt als smaakmaker bij het brouwen van bier. De samenstelling van gruit is verschilt sterk per streek. In gruit kan men onder meer de volgende ingrediënten aantreffen: rozemarijn, gagel, salie, duizendblad en laurierbessen. Gruit werd in vroeger tijden zwaar gereglementeerd met belastingen. De brouwers moesten een z.g. gruitbelasting betalen.
Hop werd aanvankelijk niet verwerkt in gruit. Pas in de 14e eeuw werd het nut van hop bij het bier brouwen ontdekt. Hop voorkomt namelijk bederf en besmetting door slechte gisten.
Bierbrouwerij Het Witte Paard vindt zijn oorsprong in de zeventiende eeuw. Het exacte jaartal van stichting is helaas niet bekend. De geschiedenis van de brouwerij is die van één van de grootste in zijn soort op de Veluwe. De brouwerij was gelegen in het Zuiderkwartier van de stad, kadasternummer 365, wat thans overeenkomt met de bebouwing tussen de Beekstraat en de Bloemsteeg (Trendpark). De grootte van de brouwerij blijkt uit een openbare veiling op 13 juni 1869 in logement De Haas waar de volledige inventaris van de brouwerij notarieel werd vastgelegd (zie hierna). Zo bleek de oppervlakte van de brouwerij twee roeden en 50 ellen (250 m2).
De eerste bezitters, voor 1688, waren Gerrit Dijk, ontvanger van Elburg, getrouwd met Fennetje Daniels, en zijn zwager Jan Daniels, getrouwd met Stijntje Rutgers, allen afkomstig uit Epe. De familie Dij(c)k exploiteerde in Epe al een brouwerij en Gerrits familieleden in Oldebroek waren daar behalve onderschout tevens brouwer. Na Gerrits overlijden (1688) bleven zijn vrouw en haar broer brouwen, maar in 1717 verkochten zij de helft aan Lubbertje Gerrits van Diepen, die zeven jaar later trouwde met Jan Fidder. Mogelijk dat deze hun helft niet als brouwerij exploiteerde, maar als smederij.
Uit het huwelijk van Gerrit en Fennetje zullen geen kinderen zijn geboren, zodat de andere helft van de brouwerij vererfde op de naaste familie. Deze verkocht – ook in 1717 – hun geërfde helft gelegen aan de Beekstraat naast Sandberg voor fl. 650,- aan Lambert Top, die enkele maanden later in het huwelijk trad met Lubbigje Daniels, mogelijk een familielid van Fennetje en Jan Daniels. Bij de koop hoorde ook zes schepel zaailand en 3/7 van de Bijlecamp.
Uit het huwelijk van Lambert en Fennetje werden eveneens geen kinderen geboren, zodat de brouwerij vererfde op zijn broer Johannes, die bij Stijntje van Heerde twee zonen had: Jannes (geb. 1727) en Lambert (geb.1730). Toen Johannes na Stijntjes dood wilde hertrouwen (1741) werd er een erfdeling gemaakt. Afgesproken werd dat vader Top het huis met de brouwerij en het mout getaxeerd op 3860 pond zou behouden. Uit zijn tweede huwelijk met Magteld Hegeman overleefden geen kinderen, zodat stiefzoon Lambert Top in 1773 tot erfgenaam werd benoemd. Lambert werd in de lijst van inwoners van 1798 genoemd als grutter en kerkmeester van Elburg, wonende in de Beekstraat. Hij was getrouwd met Aartje Vos. Zij hadden maar een kind, Stijntje, zodat Lambert compagnons in de brouwerij nam in de vorm van zijn verre neven Lambert en Gerardus Top. Deze waren via hun moeder weer verwant aan Lamberts vrouw. De broers Top zouden tot 1829 de brouwerij exploiteren. Gerardus werd bij zijn overlijden in 1833 nog bierbrouwer genoemd.
Vanaf 1829 tot 1839 was de heer Adrianus Gelderman de eigenaar, die later in Harderwijk een brouwerij exploiteerde. In 1839 kwam er een nieuwe brouwmeester in de persoon van Egbert van der Maaten. Hij was ook nog eens letterkundige. Zijn werk werd gepubliceerd in het Leeskabinet. Ook zou hij als een van de eersten in Nederland Beijersch bier brouwen. Dit dankzij zijn broer die afgestuurd was aan universiteit van Wageningen in stoom en koeltechnieken. Het Beijersch bier was op dat moment voornamelijk in Duitsland verkrijgbaar, omdat men daar al vooruit liep op de koeltechnieken.
De foto van Egbert van der Maaten komt uit het archief in Kampen en laat het portret zien van Egbert op de leeftijd van 48 jaren oud in 1856. De foto werd, waarschijnlijk, genomen ter gelegenheid van de opname van van der Maaten in de Vrijmetselaarsloge van de stad Kampen. Deze Loge genaamd Le Profond Silence bestaat sinds 1770. Zij behoren daarmee tot de oudste Loges in Nederland (nummer 15) en zijn de oudste nog bestaande vereniging in Noord Nederland, te weten van de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel.
In het Ledenboek van Vrijmetselaarsloge Le Profond Silence, “Het Gouden Boek”staat op pagina 333 staat lid 284 ingeschreven: Egbert van der Maaten, geboren te Elburg op 28 augustus 1808.
Hij is ingewijd als leerling vrijmetselaar op .. november 1856 (exacte datum was niet te lezen).
Hij heeft zijn Hoger Loon als Gezel gekregen op 16 april 1858.
Hij is verheven tot Meester Vrijmetselaar op 24 januari 1862.
Egbert van der Maaten was naast bierbrouwer ook letterkundige. Hij schreef o.m. een uitgebreide in memoriam van de kunstenaar Heinrich Gottfried Haasloop Werner.
“Ik heb, op uitnoodiging van het bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, de taak op mij genomen, om de gewone zerk te plaatsen op het graf van een lid, dat ons is ontvallen, met andere woorden: om het levensbericht te geven van Haasloop Werner, die op 29 September 1864 te Elburg is overleden.”
Elburg, Julij 1865. E. van der Maaten.
Met dank aan dhr Jacob van der Maaten, nazaat van de bierbrouwer, voor de informatie en het beschikbaar stellen van de foto.
Van der Maaten bleef brouwer tot hij in april 1867 stierf tengevolge van een val van een trapje. Kort daarna nam Julius Elberson uit Arnhem de brouwerij over voor 5300 gulden. Hij brouwde tot 1874. In dat jaar kwam de brouwerij weer in handen van de familie Top, te weten Wijnand Lambert Top. De brouwerij was op dat moment een van de welvarendste brouwerijen in de regio. Het verval zette in door de toenemende concurrentie van de stoombierbrouwerijen zoals Heineken, Amstel en Oranjeboom. In 1899 besloot Wijnand en zijn vrouw te verhuizen naar Soest. Hun zoon Lambert bleef in Elburg wonen, waar hij tot zijn overlijden in 1905 bierverkoper was.
Net als dat de begindatum van de brouwerij niet exact bekend is, wordt helaas ook over de einddatum van de brouwerij niets beschreven. Voor zover nu bekend werden er in ieder geval 3 verschillende biertypes gebrouwen, Pils, Witbier en Ale.
Inventarislijst van de brouwerij (1869):
– 120 halve vaten (220 l) met ijzeren randen
– 95 Halve vaten (220 l) met hoepels
– 10 achste vaten (55 l) met ijzeren randen
– 23 zestiende vaten (7 l) met hoepels
– 10 beijrische fusten (ongeveer 300 l)
– 23 beijrische fusten (ongeveer 150 l)
– 2 grote fusten
– 3 congac fusten
– 7 madera fusten + madera pijp
– 167 bierankers met hoepel
– 90 lege flessen kisten
– 1 frans voorloopstuk
– 8 rumstukken
– 1 vat suiker kleursel
– 7 grote ijzeren hoepels voor grote kuipen
– 1 bier slede
– 1 arakslegger
– 9 grote kuipen om in te brouwen
– 27 vlotten
– 2 kisten met 35 kruiken
– 4 koperen lanyeren + spons
– 4 kisten met koperen beslag
– 2 koperen ketels ( 13200 liters )
– 2 bierdragers
– 4 ijzeren beslag grepen
– Diverse blikken, houtenpijpen en gooten
– 1 revel
– 9 goede stellingen
– 1 flessenrek
– 1 bascule en gewichten, schaal en balans
– 2 koperen schoppen
– 3 nieuwe lantaarns
– 1 kist met pek
– 1 moutmolen
– 1 koelmachine op het koelschip
– 9 linnen zaken
– 5 koffie baken
– 6 gewichten van 50 pond + 10 diverse
– 1 koperen schuimlepel
– 2 ijzeren gruis(t) schoppen
– 1 want
– 1 grote houten trechter
– 1 ijzeren fornuis om pek te smelten
– 1 broodmes + plank
– 2 ijzeren grepen voor stalwerk
– 1 nieuwe lamp voor brouwerij
– 1 bierkar
– 1 geheel stel tuigen voor het paard
– 13 kisten met 420 hele flessen ( vermoedelijk 1 liter)
– 23 kisten met 920 halve flessen
– 16 goede planken
– 1 trechter voor bier fusten
– 3 grote koperen kranen
– 3 kleine koperen kranen
– 2 ladders + kurkeblok
– 1 koperen kogel voor de ketel
– 1 vochtweger + glas